kastanjes poffen
Het tuinMeisje is eigenlijk een stadsmeisje. Ze tuiniert dan wel graag, maar heeft het er nooit voor over om voor deze hobby naar een dorp te verhuizen waar de tuinen afmetingen hebben waar ze in haar stad alleen maar van kan dromen. Net als de bijbehorende huizen. Het Meisje is weliswaar opgegroeid in een dorp maar besloot 18 jaar geleden het dorpsleven vaarwel te zeggen. De stad trok. Het Meisje verhuisde een paar keer en de steden werden steeds groter. Nu woont ze in een stad aan de rand van de duinen. In die duinen komt ze nooit. Ook niet op het strand. En niet in de bossen.
Het Meisje slaat aan het einde van haar straat rechtsaf. Naar de stad. Of naar de moestuin. Voor haar is dat genoeg natuur.
Het kan verkeren.
Een paar weken geleden toerde ze, samen met de man, een weekje langs de Duitse Oostzeekust. Ze genoot. Wat was het daar mooi. Uitgestrekte witte stranden. Kristalheldere zee. Een duizelingwekkende hoeveelheid meren en bos. Overal bos. Bos in de meest fantastische herfstkleuren. Felgeel, vlammend rood, roestig bruin. Een Indian summer zonder vliegreis.
Het Meisje en de man kwamen tot rust. Weerstonden de drang om nog een paar dagen naar hun favoriete stad Berlijn te gaan. In plaats daarvan kampeerden ze met een gehuurde camper op uitgestorven campings. Liepen ze uren langs de vloedlijn. Betraden heuvelachtige bospaden. Hijgend en puffend.
Ergens in de loop der jaren bleken ze hun jonge goddelijke lichamen verloren te zijn. Het Meisje is geen meisje meer. Alleen nog in haar hoofd. De man is geen jongen meer. Hooguit jongensachtig. Dat betekent dat ze allebei hun best moeten doen om er nog een beetje appetijtelijk uit te zien de komende decennia.
Het Meisje en de man besloten dat ze meer moesten bewegen. Dat schiet er in het dagelijkse leven bij in. Ze gaan nu iedere zondag een wandeling maken. Slaan niet rechtsaf naar de stad, maar linksaf. De duinen of het bos in.
Tot nu toe levert dat meer dan alleen beweging op. Ze slepen van alles mee. Takken ter decoratie van huis of tuin, appeltjes die van de boom gevallen zijn, dennenappels om de open haard op te stoken en kastanjes.
Eenmaal thuis bedachten ze dat deze kastanjes gepoft moesten worden. Wat een huiselijkheid leveren deze wandelingen toch op. De man en het Meisje zetten een lied in: “ Chestnuts roasting on an open fire”. Ze vervingen het open fire voor het gemak door de oven. Geen goed besluit. Kastanjes poffen echt. Liever gezegd: ontploffen echt. De oven zat van onder tot boven onder de het kastanjekruim. Weer wat geleerd.
Hoe het dan wel moet?
Kastanjes poffen in de oven
Gebruik hiervoor tamme kastanjes. De wilde zijn niet eetbaar. Tamme kastanjes herken je het gemakkelijkst aan de bolster. Deze lijkt een beetje op een egel. Stekelig en scherp. Zit dit jasje er niet meer omheen, wat meestal zo is als je kastanjes van de grond raapt, dan kun je letten op de vorm van de kastanje. De noten zijn niet helemaal rond. Ze zijn plat aan de onderkant en hebben een klein puntje bovenaan zoals je op de foto ziet.
Verwarm de oven voor op 200 graden. Zet met een mes een flink kruis in de bovenkant van de kastanje. Dat is even een klusje. Kastanjes hebben een harde schil.
Leg de kastanjes in een ovenschaal en zet ze 10 minuten in de oven en klaar zijn je kastanjes. Je weet niet wat je proeft. Kastanjes zijn heerlijk zacht en zoet. Je kunt ze zo eten met wat boter en zeezout of er kastanje crème van maken. Ook al zo lekker.